Verbannen

waterscheiding - beeld: Birgit Speulman

In mijn platenkast heb ik lang een strikte scheiding gemaakt tussen voor en na. Het kleine stapeltje albums van het voor-tijdperk kregen een aparte, onopvallende plek.

Muziek begon voor mij in 1980 met twee lp’s die ik leende van een jongen verderop in de straat. Closer van Joy Division en Fear of Music van Talking Heads. Op de platenspeler die in een nis van de huiskamer stond, mijn vaders koptelefoon op - het geluid was dieper en beter dan op mijn kamer en het zal al te laat zijn geweest om hard muziek te draaien - begon ik met Talking Heads. Nadat ‘The Great Curve’ had geklonken, zette ik niet kant B op maar kant A van Joy Division. 35 minuten later was veel overhoop gehaald. Ik wist waarnaar ik voortaan moest luisteren, en gaf de albums die daaraan niet voldeden een minder prominente plek in mijn platenkast.

Toch draaide ik voor 1980 muziek.

verbannen

Op een van mijn eerste cassettes - een Philips C90 - stond op de ene kant Marks (1972) van Alquin en op de andere One Size Fits All (1975) van Frank Zappa and The Mothers Of Invention.

Alquin was iets van mijn zus. Zoals een vriend het verwoordde:

Vrienden verdiepen je muzieksmaak, familie past deze aan.

Mijn zus begon haar muzikale carrière met de Osmonds, maar bracht daarna Dylan, Clapton, Neil Young, Supertramp en Genesis - nog met Peter Gabriel - binnen. Alquin was haar meegegeven door de oudere broer van een vriendin, die van progrock hield. Marks bleef niet, maar The Mountain Queen (1973) verdween wel min of meer ongemerkt in mijn platenkast. De opener ‘The Dance’ zal me hebben overtuigd. Ritmische akkoorden op het orgel, een energieke drum & bas, een fuzzy klinkende gitaar en funky blazers, dertien spannende minuten.

Bij One Size Fits All zal ik moeite hebben gehad met de vibrafoon en de vele tempowisselingen, en ondanks de soul in de stemmen, de gitaarsolo’s en de grooves werd er meedogenloos een uitzending van Domino overheen gezet.

Een andere band die onder de grote verbanning viel was Supersister. Twee albums: Iskander en de lowbudgetcompilatie Superstarshine stonden in mijn kast maar zou ik lang niet meer draaien. De albums van Sweet d’Buster, Caravan en Soft Machine ondergingen hetzelfde lot.

Het gaat verder. Op oude cassettes die ontsnapten aan mijn nummering vind ik aantekeningen dat er ooit albums op stonden als School Days van Stanley Clarke, Nursery Crime van Genesis en Countdown to Ecstacy van Steely Dan. Nu herinner ik me niet meer dat ik er toen naar luisterde, en het was pas jaren later dat ik deze platen herontdekte.

Mogelijk was ik al snel uitgekeken op de steeds wisselende tempi, de immense hoeveelheid keyboards, de fluitsolo’s, en de mystieke, onbegrijpelijke teksten. Het levensgevoel dat uit de albums van die vaak wildbehaarde mannen sprak, sloot in ieder geval minder goed bij mij aan dan de ‘no future’ en existentiële angst-boodschap van de post-punks.

Vele jaren later begrijp ik er niets van waarom ik al die albums zo plotseling naar een onverdiend isolement verwees. Terugkijkend was mijn zoektocht naar muziek voor deze waterscheiding veel avontuurlijker dan erna. Ik wisselde progrock moeiteloos af met jazzrock, folk, psychedelica, blues en pop. Het is een indicatie hoe ik later, toen muziek wat gemakkelijker te vinden was, met open oren ben gaan luisteren.

De komende maanden zal ik de bovengenoemde bands wat meer aandacht geven.

Gedraaid op:

← Ouder Nieuwer →