Dr. John

Dr. John

Bij mijn stukje over The Last Waltz merkte ik hem al even op: Dr. John The Night Tripper, de artiestennaam van Malcolm John Rebennack - die door vrienden en muzikanten Mac werd genoemd.

Het duurde lang voor ik goed luisterde naar het werk van de gitarist-pianist uit New Orleans. Ik stond ooit samen met Philip in de rij bij Paradiso om naar binnen te mogen bij een concert. Ter hoogte van een aanplakbiljet voor een optreden van The Night Tripper later die maand begon Philip over diens werk. Ik bekende dat ik dit niet kende, waarna een man voor ons in de rij zich omdraaide en duidelijk maakte dat ik dan eigenlijk beter naar huis kon gaan. Ik deed het niet maar volgde het advies om Dr Johns albums te draaien wel op, en met wat een plezier!

Via de Born Bad-compilaties had ik al kennis gemaakt met Rebennack, maar het nummer Storm Warning op een van die albums bracht hij uit onder zijn eigen naam, en het verband met Dr John had ik nog niet gemaakt - ook omdat Mac hier nog gitaar speelt en ik dacht dat hij alleen piano speelde.

Mac beheerste zowel piano als gitaar, waarbij hij bij zijn muzikale ontwikkeling werd geholpen door Walter Nelson, de gitarist van Fats Domino's band. Rebennack stopte al snel met school om zich de hele dag aan muziek te kunnen wijden. Hij speelde naar eigen zeggen zo'n 18 uur per dag, trad op in clubs op Bourbon Street en nam deel aan meer opnamesessies dan hij zich later kon herinneren - wat misschien werd veroorzaakt door zijn verslaving aan heroïne. In 1961 raakte hij gewond. Collega-muzikant, zanger Ronnie Barron, werd met een pistool aangevallen door een moteleigenaar. Als Mac tussenbeiden komt gaat het pistool af. De kogel raakt Macs hand, waarbij de ringvinger van zijn linkerhand eraf wordt geschoten. De vinger wordt er weer opgezet maar door de hoek waarin de vinger komt te staan wordt het spelen lastig. Nu speelde Django Reinhardt zonder ringvinger en pink, na een ongeluk, maar Rebennack koos ervoor om zich toe te leggen op piano en orgel. Toch toont een live opname uit 1982 aan dat hij ook na het ongeluk nog thuis is op de snaren.

Ik begon mijn ontdekkingsreis destijds met Desitivily Bonnaroo uit 1974, waarop hij naast liedjes van Allen Toussaint en Earl King vooral eigen werk speelt. Funky, maar ook ontroerend zoals Me Minus You Equals Loneliness dat kan wedijveren met de mooiste liedjes van Randy Newman.

Daarna daalde ik af naar zijn vroege albums Gris-Gris (1968), Remedies (1970) en The Sun, Moon & Herbs (1971). De bezwerende voodoo chants en ratelende percussie maken zijn debuut een spannende ervaring, mysterieus, broeierig, soms wat naargeestig. De nummers lijken al improviserend te zijn ontstaan, opgenomen in een hutje midden in een moeras. Het album werd opgenomen in een state of the art-studio: de Gold Star studio in Los Angeles, waar Philip Spector metselde aan zijn wall of sound. Mac kon daar terecht via albumproducer Harold Battiste die daar hits van Sonny & Cher en Sam Cooke arrangeerde, en gebruik maakte van de overgebleven studiotijd. Op Gris-Gris speelt hij bas, klarinet en percussie. Over de opname zei Battiste dat zijn rol beperkt was:

‘I just had to get a bunch of New Orleans people. I knew that we would make the vibe that we wanted’

Wie de serie Treme (HBO) heeft gezien gelooft dat meteen. Als je de muziek hoort zie je de muzikanten in een parade door de stad gaan. De wat losse verhoudingen tussen de instrumenten passen bij dit beeld. Alsof er eerst wat trommelaars voorbij lopen, dan een groepje zangeressen en een wat mompelende zanger. Weinig blazers voor een second line, een vreemde toetsenpartij in Croker Courtbouillon - die klinkt alsof de Stranglers hiernaar hebben geluisterd voor Golden Brown. Hoogtepunt van het album is I Walk On Guilded Splinters, een acht minuten lange ‘vamp’ die later werd gecoverd door Humble Pie en Paul Weller.

Battiste produceert ook opvolger Babylon uit 1969. Het is een minder buitenissig album maar ook weer mysterieus en meezwepend. Mac gaat tekeer als onheilsprofeet in het titelnummer maar zingt ook gevoelvol in Glowin, waarin hij betoogt dat we moeten volhouden, ook al voelen we ons alleen en zijn we machteloos op straat of in de jungle.

Opvolger Remedies (1970) is net zo goed. Alle nummers zijn van de hand van Mac zelf, die ook de arrangementen verzorgde. De productie wordt door Mac zelf gedaan, met hulp van Tom Dowd, de vaste producer van Atlantic. Dowd moest ervoor zorgen dat Mac een hit scoorde, maar dat lukte niet. In the Right Place (1973), twee albums later leverde wel twee bescheiden hitjes op, met Right Place Wrong Time en Such a Night. Het album werd deze keer geproduceerd door Allen Toussaint. The Meters zorgen voor de funky begeleiding.

Ik ben geen fan van kinderkoren bij popliedjes - dieptepunt is Stone op het niet alleen vanwege dit nummer teleurstellende solo-album van Roger McGuinn - maar in The Patriotic Flag Waiver maakt het contrast tussen de doorleefde patriot en de prille America-zingende kinderstemmen de boodschap des te cynischer. Mac voorspelt hier de richting waarop zijn land zich zou ontwikkelen. Als de kinderen de idylle bezingen:

My country, tis of thee
Sweet land of liberty
Of thee I sing versus

Dan reageert de patriot:

I wear a ten gallon hat
And I carry a baseball bat
Down on the corner of the 6th and Main Street

Stick all the communists in one neighborhood
Terrorize their children, will make you feel real good

Na de 'voodoo'-albums ontwikkelt Mac zich steeds meer als vertolker van het muzikale New Orleans-leven, met liedjes als Iko Iko, medleys van werk van Huey Smith of covers van Tipitina en Big Chief van Professor Longhair - bij jongere lezers bekend van de sample in Knock 'Em Out van Lily Allen. Hij blijft zich omringen met uitstekende muzikanten, bijvoorbeeld op City Lights (1978) waarop Steve Gadd en David Sanborn meespelen. Mac schrijft een deel van de liedjes samen met liedjesschrijver en goede vriend Doc Pomus. Na de overstroming als gevolg van de Katrina-orkaan neemt hij het album City That Care Forgot (2008) op, waarop hij zijn woede over het gebrek aan hulp voor zijn zo zwaar getroffen stad uit. My People Need a Second Line is net zo aangrijpend als funky. Hij wordt begeleid door The Lower 911 waarin Mac enkele New Orleans-veteranen had verzameld, zoals drummer Herman Ernest III en bassist David Barard. Met deze muzikanten zou hij in 2010 het album Tribal opnemen, waarop hij lijkt terug te keren naar het geluid van zijn eerste albums.

Op Locked Down opgenomen met Dan Auerbach van de Black Keys voert hij dat een stap verder. Auerbach is wat mij betreft iets te veel aanwezig maar de liedjes klinken urgent en funky.

Tot slot iets over zijn stem. Net als bij Neil Young en Bob Dylan moet je even wennen aan zijn nasale, grommende klank, maar anders dan Captain Beefheart zingt hij (vrijwel) altijd zuiver en soulvol. De Rolling Stones lieten hem niet voor niets meezingen op Let It Loose. Zijn stem klinkt nooit geforceerd, zoals dat bij Tom Waits wel eens het geval wil zijn.

Mac Rebennack overleed in 2019 op 77-jarige leeftijd, waarbij we niet alleen een zeer talentvol muzikant en markant mens verloren, maar ook een wandelende encyclopedie van liedjes. Hij was een brug tussen jazz, r&b en rock, en claimde duizenden liedjes uit zijn hoofd te kunnen spelen.

Gedraaid op:

← Ouder Nieuwer →